Alles begint bij de bodem, daarom: voedt de bodem, niet de planten.
– Klik op een afbeelding voor een vergroting (indien beschikbaar). –
Verreweg de meeste tuiniers snappen wel dat een tuin van tijd tot tijd voeding nodig heeft, immers; we oogsten planten, en die hebben voedingsstoffen verbruikt die ze uit de bodem gehaald hebben, dus moet er het e.e.a. aangevuld worden. Daarbij denkt men vooral aan de “heilige drie-eenheid” N-P-K oftewel stikstof, fosfor en kalium, de zgn. macro-nutriënten.
En in de gangbare teelt wordt er dan ook voornamelijk naar deze drie gekeken, en naar de “behoefte” eraan bij de verschillende soorten gewassen om een “gerichte bemesting” (met kunstmest) te kunnen toepassen. De redenatie is dat op die manier er niet onnodig veel wordt toegediend, want kunstmest is duur, maar vooral ook niet tekort, want de gewassen moeten wel “optimaal” groeien, wat in dat geval inhoudt dat ze vooral zo snel mogelijk groeien en er onberispelijk uitzien. Naar voedingswaarden wordt überhaupt nooit gekeken, want wie interesseert dat?
Smaak en voedingswaarde vóór alles
Nou, moestuinders interesseert het over het algemeen toch echt wel, en natuurlijke moestuinders interesseert het in het bijzonder. Immers; wij willen geen kans op residuen van allerlei gevaarlijke stoffen in ons eten, en we willen dat alles groeit in het tempo zoals de natuur het bedoeld heeft, want wij willen wel voedingswaarde, en vooral SMAAK!
Smaak is het ondergeschoven kindje geworden
In de USA wordt al sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw de voedingswaarde (dus niet zozeer de smaak, maar daadwerkelijk de inhoudelijke hoeveelheid voedingsstoffen) van een heel groot aantal gewassen bijgehouden.
De chemische revolutie die onze wereld onherkenbaar zou veranderen en ook het landbouw-model volledig op zijn kop zou zetten heeft daar merkbaar effect op gehad. ALLE gemeten levensmiddelen zijn van toen tot nu flink afgenomen in voedingswaarde. We hebben het over ten minste 25 procent tot in sommige gevallen meer dan 85 procent! Wanneer dat voor bijvoorbeeld een tomaat geldt, dan houdt dat in dat je nu 3 of 4 tomaten moet eten om evenveel voedingswaarde binnen te krijgen tegen eentje uit 1950!
Dus wanneer mensen opmerken dat dit-of-dat tegenwoordig nergens meer naar smaakt of ruikt, dan klopt dat, want uiteraard heeft die afname van voedingswaarde direct te maken met afname in geur en smaak…
Zaken die zo essentieel zijn voor ons eetgenot, hebben TIJD nodig om te ontwikkelen, en die tijd krijgen ze domweg niet (meer).
Haastige spoed …
Goed, wij milieuvriendelijke tuiniers weten wel dat de bodem geen dood substraat is waar de planten alleen maar in wortelen voor houvast. En dat geduld een schone zaak is, dus geen groei opjagen met kunstmest, zover waren we ook al. Maar toch…
We hebben nog steeds de neiging te kijken naar “hoe de professionals het doen”, en die letten dus vooral op dat N-P-K verhaal, die macro-nutriënten. Maar er bestaat ook nog zoiets als micro-nutriënten; een hele verzameling aan sporenelementen, voornamelijk mineralen, die weliswaar in kleine hoeveelheden benodigd zijn, maar desalniettemin absoluut noodzakelijk voor een goede, gezonde groei. En met gezonde groei bedoelen we niet alleen een mooi gewas met een goede geur en smaak, maar ook het vermogen om ziekten te weerstaan, parasieten het hoofd te bieden, diep te wortelen voor vocht en voeding en in staat om voor gezond en sterk nageslacht te kunnen zorgen; het streven van elk levend organisme.
Waar uitgaat moet ook ingaan
Wanneer we jaar na jaar groente en fruit oogsten van hetzelfde perceel en we vullen (vaak ook maar mondjesmaat) alleen de macro-voedingsstoffen aan, dan ontstaat er na kortere of langere tijd uiteraard een tekort aan de micro-voedingsstoffen. Alleen maar nemen en niet (of amper) geven werkt op de lange duur niet. Een oplettend waarnemer valt dan op dat van jaar tot jaar andere onkruiden in de tuin de kop opsteken. Had je in het begin misschien veel brandnetels op een bepaalde plek (door veel beschikbare stikstof in de bodem), na een paar jaar kan je daar dan opeens veel klaver zien (een vlinderbloemige die juist stikstof vastlegt in de bodem d.m.v. wortelknolletjes) wanneer die stikstof verbruikt is. Of “ineens” staat de tuin vol met heermoes, ook wel bekend als akkerpaardestaart. En in plaats van zich af te vragen waarom die planten daar ineens staan, terwijl dat voorheen niet zo was, volgt de moestuinder het professionele gedrag en gaat het onkruid bestrijden. Weg is het principe van werken met de natuur, er wordt tegen de natuur ten strijde getrokken.
Onkruiden hebben een functie
Wat heel dom is, want de natuur doet dingen altijd met een reden, ook al kennen wij die soms niet. En om bij het voorbeeld van de heermoes te blijven; dat gevecht ga je niet winnen. Mensen hebben al de meest zware vergiften ingezet, kokend water, azijn, kokende azijn, bleekwater, afbranden, wegtrekken, uitgraven of uitvorken, bedekken met landbouwfolie en wie weet wat nog meer. Maar deze plant is al héél oud; het ontwerp is al van voor de dinosaurussen. En iets wat al zo lang meegaat heeft alle denkbare ongunstige groeiomstandigheden al meegemaakt en overleefd, dus bespaar jezelf de moeite (en frustratie!).
De reden dat heermoes zo goed is in overleven, is o.a. omdat de plant heel diep (en dan hebben we het echt over de nodige meters!) en heel breed kan wortelen. Wat meteen ook de reden is dat die plant juist dààr voorkomt. Want op grond waar de mineraalvoorraad is uitgeput, brengt de heermoes met zijn diepe wortels mineralen van grote diepte weer naar het oppervlak. Wanneer de voorraad weer voldoende is aangevuld (doordat de plant sterft en aan het oppervlak vergaat), zal de noodzaak voor heermoes verdwijnen en kunnen er weer andere planten groeien. Dus in feite hebben wij met ons gedrag van wel oogsten, maar niet genoeg aanvullen, de bodem verschraald en Moeder Natuur zet dan een van haar gereedschappen in om het verstoorde evenwicht te herstellen.
Heermoes komt de tuinder te hulp
Dus wees blij met heermoes, want mineraalarme bodems geven mineraalarm voedsel, en dat wordt al meer dan voldoende in de winkels aangeboden dus waarom zou je dat zelf willen verbouwen. Bovendien zijn planten die groeien op bodems die qua voeding niet in balans zijn (met bijv. wel voldoende macro- maar onvoldoende micro-nutriënten), zelf ook niet in balans waardoor ze verstoord groeien, gebreksziekten hebben en daarmee juist aantrekkelijk zijn voor slakken.
Laat die heermoesplanten gewoon staan -ze vormen geen enkel gevaar voor je gewassen-, of trek ze uit, maar laat ze wel ter plekke liggen of gooi ze toch in elk geval op je composthoop, zodat de in de plant opgenomen mineralen weer teruggeven worden aan de bodem. Anders kan je er gif op innemen dat je er nooit vanaf komt: de natuur heeft echt een veel langere adem dan jij. En wanneer je om wat voor reden ook geen heermoes in je tuin wilt, strooi dan elke 3-4 jaar wat lavameel over je tuin om de bodem te re-mineraliseren. Wanneer er voldoende micro-nutriënten in de bodem aanwezig zijn, zal Moeder Natuur zich niet geroepen voelen om haar heermoes aan het werk te zetten, want ze werkt heel efficiënt. Als bijkomend voordeel groeien je gewassen beter, sterker en met een hogere voedingswaarde en het scheelt je nog een kluit wiedwerk ook.
Voedt het bodemleven
Maar hoe zit het dan met dat “voeden van die bodem”? Nou, die bodem die wij gewoon tuingrond noemen, die leeft. Of eigenlijk; die krioelt van het leven. Als het goed is tenminste. Want veel bodems zijn zo uitgeput door eindeloze oogsten en gebrek aan aanvulling met nieuw organisch materiaal en mineralen, dat ze onderhand meer dood dan levend zijn. De gangbare teelt streeft daar juist naar en gebruikt bodemontsmetting om vlak voor het planten of zaaien juist zoveel mogelijk dood te maken om de “concurrentie” uit te schakelen. Maar in een natuurlijke bodem krioelt het van het leven en vult alles elkaar aan. Van de kleinste microben en schimmels tot de voor ons met het blote oog zichtbare insecten als springstaarten, wormen, duizendpoten en pissebedden.
Het is dit bodemleven dat in een opeenvolging van bewerkingen met een specifieke soort voor elke stap, de omzetting van afgevallen blad, afgestorven planten en dode dieren tot taak neemt en op die manier de afzonderlijke bouwstoffen weer beschikbaar maakt voor andere levensvormen, waaronder onze planten.
Een bodem met een rijk humuscomplex, dus rijk aan organisch materiaal, heeft ook een rijk bodemleven en dus een rijke voedselvoorraad. De planten kunnen hier naar hartelust kiezen uit het aanbod, dat ze in symbiose met het bodemleven kunnen verkrijgen. Een humusrijke bodem heeft ook een uitermate goed vochtregulerend vermogen, dus kan goed vocht opnemen in natte tijden en vocht vasthouden in droge tijden. Bij een goed ontwikkelde en goed gevoede bodem spreekt men wel van het bodemvoedselweb, waarin voortdurend gehandeld wordt in voedings- en hulpstoffen volgens vraag en aanbod. Communicatie vindt plaats via chemische signalen en blijkt razendsnel en over grote afstanden plaats te vinden!
Zo kunnen schimmels veel verder en dieper in de bodem doordringen dan plantenwortels en mineralen aanvoeren waar de plant zelf niet bijkan. Op zijn beurt kan de plant via fotosynthese suikers maken die de schimmel zelf niet kan produceren. Een actieve ruilhandel is het gevolg.
Planten die opgroeien in dit bodemvoedselweb kunnen groeien in hun eigen tempo, voedingsstoffen opnemen naar behoefte en zich ten volle ontwikkelen; vol geur en smaak, ziekteresistent en gezond en sterk.
De planten regelen het zelf wel
Je hoeft je dus helemaal niet af te vragen hoeveel van wat welke plant nou precies nodig heeft, want de planten kunnen dat veel beter zelf. Er moet wel voor gezorgd worden dat er voldoende aanbod is, in soort en hoeveelheid. En gelukkig hoef je je ook daarover het hoofd niet te breken, want dat regelt het bodemleven allemaal voor je. Maar dan moet je het bodemleven natuurlijk wel voeden. Waarmee dan? Met compost. Die je OP de bodem aanbrengt, nooit IN de bodem. Want daar zorgt het bodemleven wel weer voor, op de juiste manier, in de juiste volgorde en de juiste hoeveelheid.
Het grote verschil tussen bemesten met enkelvoudige synthetische meststoffen (kunstmest) en bemesten met verteerd organisch materiaal (compost), is dat de eerste soort wateroplosbaar is. Hierdoor staan deze stoffen direct ter beschikking van de plant, maar zoals je inmiddels weet is dat niet bepaald een manier om gezonde planten te krijgen. Bovendien spoelen dit soort meststoffen met elke watergift (regen!) uit de bodem naar het grondwater, waar ze een ernstige verontreiniging vormen en bovendien buiten het bereik van de planten zijn. In compost zijn de meststoffen in een niet-wateroplosbare vorm opgeslagen, en kunnen dus niet uitspoelen. Hierdoor zijn ze niet ineens en in hun geheel beschikbaar, maar komen ze geleidelijk vrij door de activiteit van het bodemleven en dus ook geleidelijk ter beschikking van de planten, die hierdoor in een rustig tempo, stevig en sterk opgroeien.
Om die reden is er met compost ook nooit gevaar voor het “verbranden” van de plantenwortels, sterker nog; je kunt jong plantgoed rechtstreeks uitplanten in compost. Maar het moet dan wel volledig uitgerijpte compost zijn. Wanneer is de compost uitgerijpt? Nou, wanneer de compost nog warm aanvoelt, sterk “vezelig” is en dampt wanneer je het open legt, dan zijn alle processen nog volop gaande en is de rijpingsfase nog niet eens ingegaan. Dus om te beginnen moet de compost al enige weken volledig zijn afgekoeld. Een goede aanwijzing is wanneer de compost veel wormen bevat, want die houden niet van hoge temperaturen en komen daarom pas in de laatste fase aan bod.
Wanneer beweerd wordt dat zaaien en planten in compost niet kan, omdat die-en-die dat gedaan heeft, en alles ging dood, of groeide slecht, of kreeg schurft etc., dan heeft die persoon ofwel geen volledig uitgerijpte compost gebruikt (verse GFT compost is daar berucht om) of er is onrijpe compost onder gewerkt in de bodem. Gekochte compost is bijna altijd onrijp (en vaak nog warm) omdat het afrijpen tijd kost, en tijd is geld. Dus wordt bij grote composteringsinstallaties de compost doorgaans al verpakt wanneer de afrijping nog moet beginnen. Dus wacht een aantal weken voordat je dat gebruikt, of breng het spul op de bedden aan vlak voor de winter; de afrijping kan dan mooi gedurende de winter plaatsvinden, zodat de bedden klaar zijn voor inplanten in het voorjaar.
Wil je zeker weten of de compost klaar is, zaai dan simpelweg wat tuinkerszaad in de compost die je wilt gebruiken. Kiemt de tuinkers goed, is je compost klaar voor gebruik. Zoniet; nog een tijdje wachten en de proef herhalen.
Eén keer voeden voor het hele jaar, voor alle teelten
De beschikbaarheid van de vastgelegde meststoffen strekt zich bovendien verder uit dan 1 teeltseizoen; doorgaans is een flinke laag compost, aangebracht voor de winter, voldoende voor het volledige volgende teeltjaar met verschillende opeenvolgende teelten waarna er nog steeds voedselreserves aanwezig zijn. Door jaarlijks een nieuwe laag compost op te brengen verhoog je dus elk jaar de voedselreserve van je bodem.
En naarmate het bodemleven de compost verder omzet en de bodem inwerkt neemt het humusgehalte van de bodem toe, waardoor de structuur van de bodem, de waterhuishouding, de vruchtbaarheid en diversiteit aan bodemleven alleen maar toenemen. En een bodem die beter vocht opneemt betekent niet alleen minder gieten; het betekent ook veel minder last van mieren (en dus luizen).
Het is dus zaak de levende bodem van genoeg voedsel te voorzien, en de omzettingsproducten van dat bodemleven vormen dan uiteindelijk weer voedsel voor onze planten. Het is deze indirecte route die de natuur volgt, en dus de route die de natuurlijke tuinier dient te volgen. Voor wie nu denkt: “Het zal allemaal wel meevallen; mijn tomaten, sla, boontjes etc. zien er altijd prima uit”, denk dan nog even aan het begin van dit artikel over uiterlijk en voedingswaarde. De winkels liggen vol met conventioneel (dus mineraal arm) gekweekt voedsel, wat er toch echt prachtig uitziet. Maar zoals we weten: het smaakt naar niks. En voor wie de praktijk het beste bewijs vormt: Moeder Natuur past deze methode inmiddels al de nodige miljoenen jaren toe, dus we mogen stellen dat het bewijs ervoor al wel geleverd is.
Het heeft allemaal zijn tijd nodig, maar de resultaten zijn er dan ook naar; minder ziekten en plagen, minder gieten, minder wieden, betere en sterkere planten en meer SMAAK! Waar het ons uiteindelijk allemaal om begonnen was…
Oh, en hoe die compost te maken? Daarover uitgebreid in een ander artikel.
Artikel: Jan Altink