VMT EXTRA NIEUWSBRIEF nr 2 – APRIL 2019

EXTRA NIEUWSBRIEF:  DE POMPEN ZIJN WEER GEPLAATST, WATERKWALITEIT EN TIPS VOOR DROOGTE

Tekst en opmaak: Jan Altink

— Klik op een afbeelding voor een vergroting —

Ook dit tuinjaar hebben we te maken met een milde winter met hoge temperaturen en een voorjaar wat vol gas van start lijkt te gaan: veel zon, dus warm en weinig neerslag. Om die reden zijn de zuigerpompen al vroeg geplaatst. En omdat veel mensen toch niet helemaal doorhebben hoe zo’n antiek mechaniek nou eigenlijk werkt en hoort te worden gebruikt, hier wat tekst en uitleg en wat tips voor omgaan met de warmte en watergeven.

WHAT’S IN A NAME

Eerst iets over de naam, want er zijn kennelijk meer namen voor dan er onderdelen mee gemoeid zijn: handpomp, zwengelpomp, zuigerpomp, slingerpomp, vleugelpomp, bronpomp, putpomp, welpomp, weidepomp, grondwaterpomp en er zullen er nog wel meer zijn. Maar het is dus een handaangedreven pomp die water uit een put omhoog kan brengen.

Water moet soms van diep komen. De putten op ons complex zijn zo’n 13 meter diep. Je kunt je wel voorstellen dat je dat niet in één keer van die diepte opzuigt en in je emmertje pompt. Het water wordt in etappes omhoog gebracht, waarbij een terugslagklep bovenop de aanzuigbuis (de voetklep, onderin het pomphuis) ervoor zorgt dat het water niet ‘terugzakt’. Door de zwengel op en neer te bewegen gaat er in het pomphuis (de cilinder) een zuiger op en neer. In die zuiger zit ook een terugslagklep. In A staat de zuiger in de bovenste stand en de cilinder staat vol water. In B gaat de zuiger omlaag, de zuigerklep gaat open zodat er water door kan en het water door de zuiger stroomt. De voetklep wordt juist dichtgedrukt doordat het water er tegenaan wordt geperst. In C gaat de zuiger van de onderste stand omhoog. De zuigerklep wordt dichtgedrukt door het water wat nu boven de zuiger staat en de voetklep gaat open. In D ‘tilt’ de zuiger het water erboven omhoog en uit de uitloop terwijl er tegelijkertijd ‘nieuw’ water wordt aangezogen via de geopende voetklep. Hierna begint de cyclus opnieuw. ↑ schematische tekening: WOT.utwente.nl

DROOGGEVALLEN

Soms staat er geen water meer bovenin de pomp. De zuiger, zuigerklep en voetklep hebben elk een onderdeel van leer dat voor een goede afdichting tussen de bewegende en vaste delen moet zorgen. Maar deze onderdelen slijten en drogen uit. Meestal is uitdroging de oorzaak, waardoor er geen goede afsluiting meer is; leer dat uitdroogt, krimpt. Het gewicht van de waterkolom maakt dat het water wil terugzakken naar de put, helemaal onderin de aanzuigbuis. Wanneer er van bovenaf lucht kan worden aangezogen doordat een verdroogd pompleer ruimte heeft gekregen, kan dat. Vaak volstaat het om van bovenaf water in de pomp te gooien zodat het leer weer zwelt en er geen ‘valse lucht’ meer getrokken kan worden. Nu kan de waterkolom weer hersteld worden; de eerste slagen wordt er lucht gepompt (want dat staat bovenin de aanzuigleiding) totdat het putwater de voetklep bereikt heeft en de pomp weer vult. Nu zal elke slag van de zwengel weer water geven.

Hoe nu zo’n pomp correct te bedienen? Een simpel mechaniek heeft simpele instructies, maar alles kan kapot, dus gezond verstand komt er wel bij kijken. Dit is alles:

  1. Maak lange, volledige pompslagen, geen korte ‘haaltjes’
  2. Pomp met een rustige, doorgaande beweging in een rustig tempo
  3. Beweeg de pomphandel in een rechte baan naar het pomphuis (probeer niet met de handel langs het pomphuis te gaan)
  4. Geef de pomp de tijd om het opgepompte water te lozen; geen hoog tempo maken om sneller meer water te krijgen; de pomp heeft zijn eigen tempo.

     

←↑ ‘Oud en nieuw’

WATERKWALITEIT

Er wordt veel beweerd dat het opgepompte water ‘brak’ is, en toen de putten 40 jaar geleden geslagen werden zal de hoeveelheid zouten in het water waarschijnlijk tamelijk hoog zijn geweest. Maar ‘brak’ betekent dat het ‘minder zout’ is dan zeewater, en dan zou het compleet ongeschikt zijn voor onze toepassing. Het kan wel getypeerd worden als ‘licht zilt’ (iets zout). In de loop der tijd heeft de nodige neerslag en inwerking vanuit de randmeren, het IJsselmeer en het Markermeer flink geholpen bij het ‘ontzilten’.

Brak water: waar de rivier de zee ontmoet →

Toch is het beter om water dat net geput is, niet direct over je planten te gieten. En gebruik het indien mogelijk niet voor zaailingen. Daarom:

– gebruik regenwater voor zaailingen

– laat putwater 24 uur in een ton o.i.d. op temperatuur komen en bezinken voor gebruik.

Horrengaas over de ton voorkomt muggenellende

Op die manier krijgen de gevoeligste planten er niet mee te maken en behoed je de andere planten voor een kouschok. Door het water te laten staan slaat het mee-opgepompte sediment neer, waardoor je het grootste deel van de ‘ziltheid’ kwijtraakt. En water wat net is opgepompt van 13 meter diepte kan ook hoogzomer een temperatuur van een paar graden hebben, niet fijn voor planten die de hele dag in de zon staan.
Dus vandaag gieten met water wat je gister geput hebt, het putwater van vandaag in een vat doen en dat morgen weer gebruiken om te gieten.

Overloopsysteem met ‘communicerende vaten’ →

Wanneer de klimaatverandering doorzet en we met beduidend minder neerslag moeten leren toekomen, zullen er andere tactieken nodig zijn om te kunnen blijven tuinieren. Naast opvangen wat we kunnen in de tijd dat het wel regent, zullen we zo lang mogelijk toe moeten kunnen met wat we hebben opgevangen. Zaken als: werken met permanente bodembedekking (mulch), bodemlagen ongestoord laten (niet spitten) en het humusgehalte van de bodem verhogen (compost) zijn daar onlosmakelijk mee verbonden, zie de diverse artikelen op onze site.

↑ Watertonnen hoeven echt niet saai te zijn

TIPS VOOR DROGE PERIODES

  • Maak de grond de dag voordat er gezaaid wordt goed nat. Dat maakt de grond beter bewerkbaar om zaaigeultjes uit te zetten en zorgt ervoor dat de zaden op een vochtige ondergrond komen te liggen.
  • Maak zaaigeultjes en bewater die alvorens te zaaien. Laat het water bezinken, breng het zaad aan, dek het af met grond en druk deze grond goed aan. Niet aangieten.
  • Om korstvorming van het oppervlak te vermijden kan een zaaibed worden afgedekt met een doek of jute zak. Geef hierop water. Controleer regelmatig de vochtigheid eronder en verwijder de bedekking wanneer de kiemen boven komen. Om de jonge zaailingen te beschermen kan er nu worden afgedekt met gewasdoek, nylongaas of gaatjesfolie.
  • Ook groente uitplanten doe je best in vochtige grond. Geef het bed de dag ervoor water, zorg dat de potkluitjes goed verzadigd zijn, giet water in elk plantgat en druk de planten goed aan. Aangieten direct bij de planten, niet het hele gebied bewateren.
  • Geef direct water wanneer je ziet de planten er duidelijk behoefte aan hebben. Het oude wijvenverhaal dat de zon door de waterdruppels het gewas zou verbranden is allang ontzenuwd en zeg nou zelf: dan zouden de boeren toch ook niet heel de dag hun sproei-installaties aan hebben staan?
  • Geef indien mogelijk vroeg in de ochtend of avond water, dan kan het beter in de bodem trekken; op het heetst van de dag zijn de verdampingsverliezen veel hoger.
  • Beter 1x goed gieten dan vaak een klein beetje. Geef een flinke hoeveelheid water en geef pas weer wanneer de grond duidelijk weer te droog wordt. Controleer zowel vóór als na het gieten hoe vochtig de ondergrond is door met de vingers de bovenste laag te verstoren. Te weinig gieten geeft verdroogde planten, maar te vaak gieten geeft zwakke planten met een slecht ontwikkeld wortelstelsel.
  • Bewerk de grond uitsluitend oppervlakkig door alleen het allerbovenste laagje los te maken met schoffel of hark; zo blijft de capillaire werking van de grond eronder intact. Doordat alleen het bovenste laagje wordt ‘ontkoppeld’ verbreekt het capillair net onder het oppervlak. Zo wordt verdamping vanuit de ondergrond beperkt.
  • Let erop dat planten die moeten ‘opzwellen’ zoals uien, radijs, knollen en vruchten daar veel water voor nodig hebben. Dat het loof ‘er mooi bijstaat’ zegt niet altijd alles. Tegen de oogst hebben planten meer water nodig.
  • Mulchen (de bodem bedekken) bijvoorbeeld d.m.v. een laagje compost, grasmaaisel of smeerwortelblad onderdrukt de onkruidgroei en beperkt verdampingsverliezen aanzienlijk.


Mulch tegen onkruid en uitdroging: de paden bedekt met houtsnippers, de bedden met compost